Misschien was hij de lelijkste hond van het hele gebied en ook de angstaanjagendste van allemaal. Zijn ooit zo'n mooie kop was verscheurd en zijn neus lag ongeveer aan fladderen. Zijn lichaam was een en al littekens, plukken vacht die de verkeerde kant waren opgegroeid. Nee, hij was niet moeder de mooiste. Niet meer. Ooit was hij trots op zichzelf en zijn uiterlijk. Alle jonge teven hadden wel een oogje op hem. Ach, die tijd. Hij was Apperentice geweest en had een hart van goud. Tot het ongeluk. Misschien deed zijn Warriornaam hem nog het meeste pijn. Springtrap. Trap. Val. Hij was in een val gekomen, maar waarom moesten ze hem daar zo aan herinneren? Och, het duurde niet lang voordat al het beetje goed uit hem verdwenen leek te zijn. Zeker niet met Purple. Purple was het beste wat hem overkomen was. Een vriend.Die altijd bij hem was. Het was een tweebener, maar hij verstond Springtrap en Springtrap verstond hem. Het was een gesprekspartner voor de Akita. De rest zag zijn vriend niet en verklaarde hem voor gek met Purple. Inmiddels was Purple niet meer dan een paarse vorm van een mens, maar vroeger had hij een gezicht. De tijd had die weggevaagd. Och, waar was Springtrap nu als hij Purple niet ontmoet had? Hij zou tevergeefs elke dag geprobeerd te hebben pups te gerust te stellen. Nee, P had een beter idee voor die mormels. Afmaken. Twee pups in totaal. Het was nog niet veel, maar hij wou niet al te veel jong bloed aan zijn poten kleven. Hij wou er misten vijf doen, misschien wel zes. Hij kwam met de eerste twee weg, dan konden drie extra er wel bij. Het deed hem plezier. Die irritante pups, ze waren nutteloos voor de clan en vroegen alleen maar om eten. Het was goed om een beetje te huishouden. Hij zou de sterken laten leven, die kwamen nog van pas later. Maar een beetje opruimen kon nooit kwaad. Toch? Hij had een Apprentice gehad. Ugh. Vreselijk. Die was dood. Niet zijn schuld trouwens. Een vos had wel zien in een lekker hapje. Springtrap was de vos dankbaar geweest. Hij had het nog geen maand langer met hem uitgehouden. Gelukkig zagen ze nu in dat hij niet geschikt was om te babysitten.
Springtrap snoof de geuren op, voor zover dat nog kon met zijn kapotte neus. Elke snuif deed een beetje pijn, nog altijd. Hij was er aangewend geraakt,maar het bleef niet van. Zijn neus was niet het enige. Goed, er was niets hier. Behalve slangen dan. Muisjes en anderszins waren afwezig vandaag. Springtrap had niks met slangen. Geen angst, geen goedkeuring. Gewoon niks. Noppa, nada. Hij liet die beesten met de rust en dan lieten ze hem vast ook met rust. Wel. Hij was moederziels alleen. Zoals meestal. Of ze ontweken hem of hij deed ze een pleziertje en ontweek hun. Ach. Je moest het wel leuk houden voor iedereen, niet waar? Was hij maar nooit in die val gekomen, wie weet hoe het dan was geweest. Vrienden had hij gehad. Een partner en vast ook pups. Nu was hij een monster. Ze afschudde hem. Hij verafschuwde ze op zijn plaats. Wel. Hij had honger. Um. Zijn clan had vast ook honger. Vooruit, hij nam eten mee voor hemzelf en de clan. Zouden ze vast fijn vinden. Hier was niks te halen, dat was duidelijk. Springtrap draaide zich om en wou de rotsen achterlaten, toen hij de geur van een hond opving. Dichtbij, gezien zijn neus verre geuren nooit zo goed opving. Het was sterk, dus erg dichtbij. "Durf je zo dicht bij mij in de buurt te komen?"